<

Steenstraat 55

Steenstraat 55, Leiden

Omschrijving

Dit pand is een gemeentelijk momument. Onderstaande beschrijving is ontleend aan het Erfgoedregister.

Stedenbouwkundige en cultuurhistorische context Het voormalige garage/woonhuis, Steenstraat 55/55a-e/Morsstraat 3, is aan de westzijde van de Steenstraat tegenover de Beestenmarkt gesitueerd en maakt deel uit van het bouwblok dat verder wordt begrensd door de Morsstraat, de Kruisstraat en de Narmstraat. Het bouwwerk strekt zich uit naar de Morsstraat (Z) en de Fabianspoort (W) en is als garage met twee bovenwoningen naar een ontwerp uit 1915 door H.J. Jesse in opdracht van de firma J.H.C. Merckel en Co voor de Luxe (of Leidse) Auto Taxi Onderneming (L.A.T.O.) tot stand gekomen. Het bouwblok is bij de vierde stadsvergroting in 1611 bij de stad gekomen. Het is een plek die vanouds veel verkeer genereerde, enerzijds door de Morspoort om de hoek, anderzijds door de veemarkt die er tot in het derde kwart van de 20ste eeuw werd gehouden. Geen handel zonder horeca die zich in 1832 – zo blijkt uit de Kadastrale Minuut –concentreerde in het onderhavige blok. Zo was de noordoosthoek in gebruik als herberg en staan er ter plekke van de twee percelen waar later het pand van Jesse zal verschijnen eveneens herbergiers ingeschreven. De plattegrond van het huidige bouwwerk was op hoofdlijnen al uitgezet. Het bouwwerk op het noordelijke van de twee percelen van herbergier Derk Kuiper strekt zich diep naar achteren uit en bevat een stalgebouw aan de Fabianspoort. Vanaf het open terrein achter zijn bouwwerk is er een doorgang naar de Morsstraat, ter plekke van het onderhavige bouwdeel aan deze straat. In de loop van de 19de eeuw worden de twee naast elkaar gelegen percelen aan de Steenstraat samengevoegd, waarna halverwege de eeuw stalgebouwen aan de Fabianspoort met plek voor 50 paarden worden toegevoegd. In 1876 was er voor het eerst sprake van hotel en stalhouderij de Toelast, de voorganger van het pand van Jesse. In het derde kwart van de 19de eeuw is een deel van de bebouwing op het binnenterrein afgebroken en ingericht met een tuin.   Mogelijk is destijds de functie van stalhouderij verlaten. De hotelfunctie verdwijnt op de onderhavige plek door de bouw van de garage met bovenwoningen, maar de horecafunctie keert in de loop van de jaren 20 van de 20ste eeuw al weer terug. Hoogstwaarschijnlijk lag daar een aantal redenen aan ten grondslag, zoals de aanwezigheid van de veemarkt, cityvorming en de nabijheid van het station.

Typologie en bouwgeschiedenis

De voormalige garagewerkplaats met twee bovenwoningen is uit verschillende bouwdelen samengesteld. Het twee keer drie vensterassen brede bouwdeel aan de Steenstraat telt drie bouwlagen en een kapverdieping onder een samengesteld dak met twee zadeldaken aan de straatzijde, aansluitend op een plat afgedekte kapverdieping met steile dakschilden rondom en afgedekt met donkergrijze Hollandse pannen. Een éénlaags tussenlid dat zich langs de zuidzijde van het perceel uitstrekt verbindt het bouwdeel aan de Steenstraat met de voormalige garagewerkplaats op het binnenterrein. Dit bouwdeel telt een bouwlaag en een plat afgedekte kapverdieping met steile dakschilden rondom. Het bouwdeel tussen de garage en de Fabianspoort is in aanleg ouder (i.i.g. 1832). Het twee vensterassen brede bouwdeel aan de Morsstraat is met een roodbruine baksteen in halfsteens verband opgemetseld, telt twee bouwlagen en is plat afgedekt. De begane grond van het garagegebouw was deels ingericht als showroom (L) en deels met een doorgang (R) naar de garage op het achterterrein. Ter weerszijden was een toegang naar de beide bovenwoningen gesitueerd, aansluitend op de trappenhuizen die tegen de buitenste bouwmuren waren geplaatst. Tegen de linker perceelsgrens werden over de gehele diepte van het pand kleine ruimten ingericht met functies als magazijn, kantoor en chauffeurswachtkamer. De garage op het binnenterrein werd overtoogd met ijzeren samengestelde vollewand-kniespanten met een gebogen onderzijde en was voorzien van allerlei moderne reparatie- en onderhoudsinstallaties. De overige bouwdelen staan niet op de ontwerptekeningen van Jesse, maar het bouwdeel aan de Morsstraat is, afgaande op de bouwstijl en materialisering, hoogstwaarschijnlijk wel in deze periode aangepast. Over het bouwvolume aan de Fabianspoort is uit deze tijd niets bekend. Het bouwdeel tussen de garage en de poort was waarschijnlijk in gebruik als opslagruimte. Na het vertrek van L.A.T.O. in 1924 werd de begane grond aangepast en ingedeeld met een winkel, een ‘American lunchroom’ en een restaurant in opdracht van de firma Biesiot. Van deze verbouwing door architectenbureau Kraan, Groenewegen en Verwijs zijn vooralsnog geen tekeningen gevonden. Bij deze verbouwing werd de begane grond voorzien van een nieuwe pui, die in hoofdvorm in de huidige pui is te herkennen. De pui bestond uit twee in stijl identieke delen met links de winkel met een portiek in het midden en rechts de lunchroom met tegen de rechter bouwmuur de toegang. De tussenmuur, de bouwmuren en borstwering werden van een zwarte natuurstenen beplating voorzien, hierboven een hoge blank gelakte houten omlijsting, waarin een strook bovenlichten was aangebracht, voorzien van glas-in-loodvulling. Karakteristiek voor dergelijke puien in de Amsterdamse Schoolstijl, lag de nadruk op de horizontale belijning, terwijl het houten lijstwerk ter hoogte van de tussenmuur en de bouwmuren voorzien was van een verticale, geribbelde versiering. Vermeldenswaardig is de glas-in-loodkap op de voormalige garage, ontworpen en geplaatst door de Rotterdamse firma A.J.A. Heetman. Deze kap is mogelijk nog aanwezig boven het huidige verlaagde plafond. Begin 1929 woedde er een forse brand die vooral op de woonverdiepingen veel schade heeft aangericht. In de jaren 50 van de 20ste eeuw werd het pand aangepast naar café-restaurant ’t Karrewiel op de begane grond en een hotel op de verdiepingen. Op de verbouwingstekeningen van de bestaande toestand uit 1960 is te zien dat meer ingrijpende zaken in dat jaar werden uitgevoerd. Het portiek en de etalages links werden vervangen door een grote ruit. In het interieur werd een groot aantal tussenmuren weggehaald zodat er aan de voorzijde twee grote restaurantruimtes werden gecreëerd, achter een keuken en een zaal en daartussen de toiletgroep. Niet lang daarna is de zaal achter verkleind ten gunste van de keuken, waardoor de vollewand-kniespanten los in de keuken zijn komen te staan. In 1968 werd het bouwdeel tussen de voormalige garage op het binnenterrein en de Fabianspoort bij de zaal betrokken en voorzien van een nieuwe pui aan de poort. In 1979 ging het hotel-restaurant over in nieuwe handen. Er vonden destijds geen grote ingrepen plaats, wel werd een groot deel van de vensters aan de Steenstraat vervangen en werden de toegangspartij en het naastgelegen venster aan de Morsstraat vereenvoudigd. Bovendien werd een drielaags plat afgedekt bouwdeel op het binnenterrein in de zuidelijke oksel van het bouwdeel aan de Steenstraat en het bouwdeel aan de Morsstraat betrokken en verbouwd tot woonruimte.   In 1988 is de pui met beplating aangepast. In de jaren 90 van de 20ste eeuw is het bouwdeel aan de Fabianspoort ten zuiden van de voormalige garage weer bij het complex betrokken. Halverwege de 19de eeuw gebouwd, maakte het oorspronkelijk onderdeel uit van De Toelast. Het bouwvolume telt een bouwlaag en een gebroken schilddak. Het voormalige stalgebouw werd in 1992 verbouwd met een magazijn en opslag op de begane grond en woonruimte op de verdieping. In 2004 zijn de verdiepingen met de voormalige hotelkamers verbouwd en voorzien van appartementen. De trappenhuizen die oorspronkelijk tegen de bouwmuren waren geplaatst werden vervangen door een centraal trappenhuis. De begane grond heeft een restaurantfunctie, waarbij het bouwdeel aan de Morsstraat is ingericht om maaltijden af te halen. De functie van het drielaagse aangrenzende bouwdeel is onbekend. Het bouwdeel aan de Fabianspoort is vermoedelijk geheel in gebruik als opslagruimte of heeft een andere restaurantfunctie.

Exterieur

Het woon/bedrijfspand kenmerkt zich aan de Steenstraat door een representatieve verschijningsvorm met een symmetrische opzet van twee keer drie vensterassen en een puntgevel, in een opvallende witte verblendsteen gemetseld; de fors bemeten beplating tegen de pui met de naam van het restaurant in het oog springend. In het ontwerp is een aantal elementen te herkennen die karakteristiek zijn voor de ontwerpen van Jesse. De afwisseling tussen open en gesloten, door rondbogige poorten en loggia’s, waardoor de gevels meer diepte krijgen en de zorgvuldige detaillering zoals de afgeronde hoeken van de lisenen en de ellipsvormige ramen, staand of liggend, zijn karakteristiek. Door het verbouwen van de pui zijn deze kwaliteiten deels verloren gegaan. Deze pui is in 1988 in deze vormgeving tot stand gekomen, waarbij gepolijst roze graniet ter plekke van of op de zwarte natuurstenen beplating van de vorige pui is aangebracht. Boven de twee vensters is ter hoogte van de omlijsting met de strook bovenlichten van de vorige pui trespabeplating geplaatst, waarop de losse letters van de naam van het restaurant zijn geplaatst. Wellicht is achter de huidige beplating nog de houten omlijsting met de strook bovenlichten aanwezig. De bouwmuren en de tussenmuur zijn boven de pui als lisenen doorgetrokken zodat er twee verdiept gevelvelden zijn gecreëerd waarin de vensters zijn geplaatst. De schuifvensters met de zesruits bovenlichten zijn in 1979 vervangen door de huidige vensters met vast kalf en een klepraam beneden en (vermoedelijk) een valraam boven. Boven de vensters zijn per drie ijzeren lateien geplaatst. Onder de vensters op de tweede verdieping is een brede band van kunststeen aangebracht met uitstulpingen onder de vensters waarop oorspronkelijk plantenrekjes waren bevestigd. De gevel wordt beëindigd door een lijst op klossen waarboven de puntgevels zich uitstrekken. De diepe loggia’s, waarbij de brede muuropeningen worden geflankeerd door smalle, zijn bij de verbouwing tot appartementen van glasruiten voorzien. In de top zijn de voor Jesse karakteristieke ellipsvormige ramen geplaatst. De twee ondiepe zadeldaken sluiten aan op het voorste dakschild van de kapverdieping. De Fabianspoort aan de achterzijde ontsluit de lage bouwwerken op het binnenterrein. Via het meest oostelijke bouwdeel wordt de restaurantzaal in de voormalige garage ontsloten. De gevel is gepleisterd, de pui is vernieuwd met dubbele deuren en twee vensters ter weerszijden. Dit plat afgedekte bouwdeel sluit aan op de kap op de zaal: plat afgedekt met dakschilden rondom, voorzien van een bitumen bekleding. De eerste verdieping van het volume aan de Steenstraat is aan deze zijde voorzien van twee puien naar het dakterras. De appartementen op de tweede verdieping worden van licht voorzien door twee keer twee vensters. In de dakschilden zijn aan de achterzijde twee dakkapellen gestoken, in de linker- en rechterzijde zijn dakramen geplaatst. Het bouwdeel aan de Morsstraat is een stuk eenvoudiger vormgegeven. Zo ontbreekt de witte verblendsteen en enige andere versiering. De deurpartij met de dubbele deuren zijn vernieuwd, het naastgelegen venster is voorzien van een vast raam. De twee vensters op de verdieping zijn nog de oorspronkelijke zesruits schuifvensters. De gevel wordt beëindigd door een daklijst op klossen, bekleed met trespa. Het voormalige stalgebouw aan de Fabianspoort grenst enerzijds (O) aan de restaurantzaal en anderzijds aan een voormalig stalgebouw dat eveneens halverwege de 19de eeuw tot stand kwam en in verschijningsvorm in grote lijnen overeenkomt. De begane grond is bepleisterd. De muuropeningen zijn dichtgezet dan wel vernieuwd. De gevel wordt beëindigd door een eenvoudig boeiboord.   De oorspronkelijke stalfunctie is in de hoofdvorm te herkennen en in het voormalige hooiluik aan de voorzijde, inmiddels voorzien van een venster. In de overige dakvlakken zijn dakramen geplaatst.

Interieur

Het interieur is niet bezocht, afgezien van onderzoek naar de constructie van de voormalige garagewerkplaats. De ijzeren constructie met samengestelde vollewand-kniespanten met een gebogen onderzijde is nog vrijwel geheel behouden, evenals de afwerking daarvan.

Cultuurhistorische context

“Wat de stalhouderij voor onze ouders is en was, moet de L.A.T.O. [de Leidse (of Luxe) Auto Taxi Onderneming] voor ons en onze kinderen worden, […]”, zo schrijft het Leidsch Dagblad in november 1915. Het luxe-autoverhuur was de kern van het in 1912 opgerichte bedrijf, naast handel in auto’s, motoren en fietsen. Bovendien waren er stallingsmogelijkheden voor autobezitters. Het personenvervoer, voor zover dat niet werd bediend door openbaar vervoer, was destijds nog grotendeels in handen van stalhouders. In de jaren 20 van de 20ste eeuw verdwenen deze door de opkomst van de auto en daarmee de opkomst van autowerkplaatsen. Auto’s waren in die jaren nog goed niet bestand tegen een vochtig klimaat, waardoor er regelmatig een mankement was. Het ontwerp van Jesse won in 1916 de tweede prijs in de Tweeden Gevelwedstrijd van Leiden, met name door de winkelpui. Vermeldenswaardig is dat er geen eerste prijzen werden uitgereikt vanwege de slechte kwaliteit van de inzendingen en Jesse ook de tweede uitgedeelde prijs kreeg voor de woningen aan Boerhavelaan 31-51 van de jury, bestaande uit Jac. Verheul, W. Kromhout en M.W. Dudok. De pui is al in de jaren 20 van de 20ste eeuw vervangen en terwijl het niet ongebruikelijk was om winkelpuien her te gebruiken, is het wel bijzonder dat bekend is waar de oude pui is terecht gekomen, namelijk bij een garage in Koog aan de Zaan, Zuideinde 44. De pui is daar in 1925 geplaatst door N.V. Ariba uit Zaandijk. De grijsgranieten pui is – net als de Leidse gevel op de verdiepingen – symmetrisch opgezet met twee rondbogen, geflankeerd door de ingangen naar de verdiepingen en de kleine ellipsvormige ramen met een geschulpte rand hierboven. In een gevelbrede lijst is de naam geschilderd: Leidsche Autogarage LATO (nog steeds zichtbaar). In het midden is een beeldje aangebracht, het zittende en grijnzende mannetje betreft een ‘Billiken’, een mascotte om op auto’s te plaatsen.

Waardering

Het object is van architectuurhistorische waarde: als onderdeel van het oeuvre van een voor Leiden zeer beeldbepalende architect. De garagewerkplaats met bovenhuizen is ontworpen door de Leidse architect Hendrik Johan Jesse (1860-1943) in opdracht van de firma J.H.C. Merckel en Co voor de Luxe (ook Leidse) Auto Taxi Onderneming (L.A.T.O.). Het ontwerp ontving in 1916 de tweede prijs in de Tweeden Gevelwedstrijd van Leiden, met als jury Jac. Verheul, W. Kromhout en M.W. Dudok. De expressieve architectuur van dit bouwwerk uit het interbellum is kenmerkend voor deze periode die werd gekenmerkt door hoogconjunctuur. Binnen het oeuvre van Jesse is het onderscheidend vanwege de detaillering, met een toepassing van een moderne licht gekleurde baksteen en een natuurstenen pui, en een symmetrische opzet van de gevel met traditionele lijstgevel en gevelindeling. De gevel is zodoende eigentijds en tegelijkertijd sloot deze aan bij de bestaande historische bebouwing. Dit gebouw laat Jesse als moderne architect zien, die ook grote interesse had voor bouwhistorie en historische architectuur. Het object is van cultuurhistorische waarde:

– De garagewerkplaats met autostalling in de Leidse binnenstad is van cultuurhistorische waarde als exponent van de opkomst van de auto als privé-vervoersmiddel, het autoverkeer en daarmee garages en stallingen. De ligging aan één van de weinige pleinen in de stad is kenmerkend en de positie staat in directe relatie met uitvalswegen. De opdrachtgever, de L.A.T.O. [de Leidse (ook Luxe) Auto Taxi Onderneming] had naast de handel in auto’s, motoren en fietsen en de stallingen ook een luxe-autoverhuuronderneming.
– Daarnaast heeft het object cultuurhistorische en stedenbouwkundige waarde vanwege de verschillende functies die het als utilitair gebouw in de loop der tijd heeft gehad, passend bij de veemarkt en bij de cityvorming die optrad langs de Stationsstraat en de Steenstraat.
– De garagewerkplaats op het binnenterrein heeft bovendien hoge typologische waarde als een vroeg voorbeeld van inmiddels zeldzaam geworden garagewerkplaatsen. De hal was functioneel vormgegeven ten behoeve van een grote open, lichte ruimte, waarbij de industriële gebogen en sober vormgegeven spanten het een moderne uitstraling gaven. Andere Leidse voorbeelden van garagewerkplaatsen zijn Nieuwstraat 33 uit 1924 ook van Jesse (in aanwijzing tot gemeentelijk monument), Hogewoerd 66-68 uit het begin van de 20ste eeuw (gemeentelijk monument 828) en Hoge Rijndijk 5 uit 1929-31 van architect A.T. Kraan (1877-1939) uit Oegstgeest (binnenkort te slopen). Het object is van bouwhistorische waarde:
– De garagewerkplaats is van zeer grote bouwhistorische waarde vanwege de constructie met voor Leiden en Nederland unieke ijzeren gebogen vollewand-kniespanten. Een gebogen onderzijde van dergelijke spanten is voor Leiden voor deze periode uniek, en ook in Nederland is deze constructie verder niet bekend. Deze bijzondere constructie is vermoedelijk gemaakt door de grofsmederij en constructiewerkplaats van J.P. Janssen. Bescherming vanuit het beschermd gezicht is ontoereikend om de intrinsieke en materiele waarde van deze unieke constructie te waarborgen.

Bijzonderheden

Bouwjaar

1915

Opdrachtgever

J.H.C. Merckel

Bouwtekeningen

Bestek

Foto's

Overige links