<

Witte Singel 70-72

De Draaimolen

Omschrijving

De panden zijn gemeentelijk monument. Onderstaande beschrijving is ontleend aan het Erfgoedregister.

Beschrijving
Het complex omvat drie woonhuizen met gevels van gladde rode baksteen onder een hoog pannendak, staande in een bocht van de Witte Singel, gebouwd in 1907. Architect: H.J. Jesse te Leiden.

Nr 70:
De voorgevel staat op een trasraam van paarse baksteen, afgedekt door drie lagen groen verglaasde baksteen. Onder de raamkozijnen zijn dubbele rijen groen verglaasde raamdorpelstenen aangebracht. In de segmentbogen boven de raam- en deurkozijnen bevindt zich eveneens een rol van groen verglaasde baksteen. De raamkozijnen bevatten een schuifbaar onderraam en een vast bovenraam, van elkaar gescheiden door een kalf. De bovenramen met een rechte bovendorpel zijn door verticale roeden in drie of vier ruiten verdeeld en bevatten groen gekleurd glas. Langs de gevel lopen vierkante zinken hemelwaterafvoeren, bevestigd aan de gevel door zinkel beugels met in model geknipte oren. De voorgevel is gesierd met fraai gevormde gevelankers. In het midden bevindt zich de ingangsportiek, waarin een voordeurkozijn met boven- en zijlichten. De boven- en zijramen hebben een rodenverdeling. De voordeur bevat twee verticale onderpanelen waarboven een venster door roeden in negen ruiten verdeeld. De vloer van het portiek is belegd met hardsteenplaten. Het portiek is afgesloten door een tongewelf. Op de eerste verdieping bevindt zich boven de ingang een raamkozijn met een zesruitsbovenraam in een halve steen terugliggende nis. Vanuit deze nis is ter weerszijden van het roomkozijn een uitkraging gemetseld die het daarboven liggende balkon draagt. Boven het raamkozijn (over deze uitkraging) een hardstenen latei. Op de hoek van het balkon een hardstenen spuwer. Op de tweede verdieping wordt het balkonmuurtje afgedekt door hardstenen platen. Het balkon ligt grotendeels achter de gevel en is dus in wezen een loggia, afgedekt door een tongewelfje. Het terugliggende kozijn bevat stolpdeuren en een bovenraam met glasroeden. Ter ene zijde van de ingang bevindt zich een samenstel van drie raamkozijnen: een breed raamkozijn in het midden, geflankeerd door twee smalle raamkozijnen. Boven deze kozijnen een hardstenen latei. Op de eerste verdieping zijn twee raamkozijnen met drieruits­bovenramen. Boven deze vensters boogvullingen met siermetselwerk in rode en groen verglaasde baksteen. Op de tweede verdieping twee smallere raamkozijnen met drieruitsbovenramen. Ook hier boven de vensters boog­vullingen met siermetselwerk in rode en groen verglaasde baksteen. Dit gevelgedeelte wordt beëindigd door een puntgevel met overstekende geprofileerde daklijst op geprofileerde consoles. In de topgevel een raamkozijn met drieruits bovenraam. Ter andere zijde van de ingang bevindt zich een drietal smalle raamkozijnen met rondgaande bovendorpel. Op de eerste verdieping twee raamkozijnen met tweeruitsbovenramen. Boven de vensters boogvullingen met siermet­selwerk van rode en groen verglaasde baksteen. Op de tweede verdieping twee raamkozijnen van dezelfde breedte echter met drieruitsbovenramen. Boven deze vensters hardstenen lateien. Dit gevelgedeelte heeft een geboden oppervlak, welke boven ter hoogte van de bovenramen op de tweede verdieping in stompe hoeken is overgemetseld, zodat de geprofileerde gootlijst (op geprofileerde gootklossen) uit rechte stukken bestaat. Boven de goot een gewijzigde dakkapel met een plat dak (identiek aan de eveneens later aangebrachte dakkapel boven de ingangspartij). Op het dak staan op en in de richting van de scheidingsmuren van de woningen brede schoorstenen, afgedekt door ezelsruggen. De nok van het dak volgt het beloop van de voor- en achtergevel onder rechte lijnen, zodat aan de voorzijde hoekkepers en aan de achterzijde kilkepers ontstaan. Aan de achtergevel bevindt zich op de begane grond een aangebouwde serre met openslaande deuren en zijra­men (oorspronkelijk met roedenverdeling), waarnaast vòòr de keuken een overdekte spoelplaats. Op de eerste verdieping een balkon over de volle breedte van het huis, waar twee kamers op uitkomen met openslaande deuren, bij de grootste slaapkamer met zijlichten. Op de tweede verdieping raamkozijnen met schuifbare onderramen en drieruitsbovenramen, waartussen een kalf. Over de kozijnen van de verdiepingen gemetselde segmentbogen en onder de raamkozijnen gemetselde water­dorpels van dezelfde gevelbaksteen. In de bovenlichten groen glas. De achtergevel wordt beëindigd door een vlakke gootlijst. In het dak zijn latere dakkapellen aangebracht. Het complex waartoe het pand behoort valt op door de fraaie geleding van de gevelwanden, welke symmetrisch zijn opgezet met topgevels op de hoeken en een risalerende middenpartij met topgevel. De architect heeft de bijzondere omstandigheden, voortvloeiend uit de kavelvorm en stedebouwkundige ligging, optimaal weten uit te buiten. Zeer fraai is daarnaast de harmonische plaatsing van de diverse typen vensters en muuropeningen.

Nr 71:
De voorgevel staat op een trasraam van paarse baksteen, afgedekt door drie lagen groen verglaasde baksteen. Onder de raamkozijnen zijn dubbele rijen groen verglaasde raamdorpelstenen aangebracht. In de segmentbogen boven de raam- en deurkozijnen bevindt zich eveneens een rol van groen verglaasde baksteen. De raamkozijnen bevatten een schuifbaar onderraam en een vast bovenraam, van elkaar gescheiden door een kalf. De bovenramen met een rechte bovendorpel zijn door verticale roeden in drie of vier ruiten verdeeld en bevatten groen gekleurd glas. Langs de gevel lopen vierkante zinken hemelwaterafvoeren, bevestigd aan de gevel door zinken beugels met in model geknipte oren. De voorgevel is gesierd met fraai gevormde gevelankers. In het midden bevindt zich de ingangsportiek, waarin een voordeurkozijn met boven- en zijlichten. De boven- en zijramen hebben een roedenverdeling. De voordeur bevat twee verticale onderpanelen waarboven een venster door roeden in negen ruiten verdeeld. De vloer van het portiek is belegd met hardsteenplaten. Het portiek is afgesloten door een tongewelf. Op de eerste verdieping bevindt zich boven de ingang een raamkozijn met een zesruitsbovenraam in een halve steen terug­liggende nis. Vanuit deze nis is ter weerszijden van het raamkozijn een uitkraging gemetseld die het daarboven liggende balkon draagt. Boven het raamkozijn (over deze uitkraging) een hardstenen latei. Op de hoek van het balkon een hardstenen spuwer. Op de tweede verdieping wordt het balkonmuurtje afgedekt door hardstenen pla­ten. Het balkon ligt grotendeels achter de gevel en is dus in wezen een loggia, afgedekt door een tongewelfje. Het te­rug­liggende kozijn bevat stolpdeuren en een bovenraam met glasroeden. Ter ene zijde van de ingang bevindt zich een erker, afgedekt door leien met drie raamkozijnen: een breed raam­kozijn in het midden, geflankeerd door twee smalle raamkozijnen. Op de eerste verdieping boven de erker zijn drie raamkozijnen met tweeruitsbovenramen. Boven deze vensters boogvullingen met siermetselwerk in rode en groen verglaasde baksteen. Op de tweede verdieping twee bredere raamkozijnen met vierruitsbovenramen. Ook hier boven de boogvullingen met siermetselwerk in rode en groen verglaasde baksteen. Dit gevelgedeelte wordt beëindigd door een puntgevel met overstekende geprofileerde daklijst op geprofileerde consoles. In de topgevel een raamkozijn met drieruitsbovenraam. Dit gevelgedeelte steekt over de volle hoogte ongeveer een meter naar voren. Op de begane grond en elke verdieping bevindt zich in de zijgevels van deze travee een halfhoog raamkozijn met ongedeeld raam afgedekt door een latei. Ter andere zijde van de ingang bevindt zich een drietal smalle raamkozijnen met rondgaande bovendorpel. Op de eerste verdieping zijn twee raamkozijnen met tweeruitsbovenramen. Boven de vensters boogvullingen met sier­metselwerk van rode en groen verglaasde baksteen. Op de tweede verdieping twee raamkozijnen van dezelfde breedte echter met drieruitsbovenramen. Boven deze vensters hardstenen lateien. Dit gevelgedeelte heeft een ge­bogen oppervlak, welke boven ter hoogte van de bovenramen op de tweede verdieping in stompe hoeken is over­gemetseld, zodat de geprofileerde gootlijst (op geprofileerde gootklossen) uit rechte stukken bestaat. Boven de goot een dakkapel met hellend pannendak en geprofileerde goot en daklijsten. Op het dak staan op en in de richting van de scheidingsmuren van de woningen brede schoorstenen, afgedekt door ezelsruggen. De nok van het dak volgt het beloop van de voor- en achtergevel onder rechte lijnen, zodat aan de voorzijde hoekkepers en aan de achterzijde kilkepers ontstaan. Aan de achtergevel bevindt zich op de begane grond een aangebouwde serre met openslaande deuren en zij­ramen (oorspronkelijk met roedenverdeling), waarnaast vòòr de keuken een overdekte spoelplaats. Op de eerste verdieping een balkon over de volle breedte van het huis, waar twee kamers op uitkomen met openslaande deu­ren, bij de grootste slaapkamer met zijlichten. Op de tweede verdieping raamkozijnen met schuifbare onderramen en drieruitsbovenramen, waartussen een kalf. Over de kozijnen van de verdiepingen gemetselde segmentbogen en onder- de raamkozijnen gemetselde water­dorpels van dezelfde gevelbaksteen. In de bovenlichten groen glas. De achtergevel wordt beëindigd door een vlak­ke gootlijst. Het complex waartoe het pand behoort valt op door de fraaie geleding van de gevelwanden, wel­ke symmetrisch zijn opgezet met topgevels op de hoeken en een risalerende middenpartij met topgevel. De architect heeft de bijzondere omstandigheden, voortvloeiend uit de kavelvorm en stedebouwkundige ligging, optimaal weten uit te buiten. Zeer fraai is daarnaast de harmonische plaatsing van de diverse typen vensters en muuropeningen.

nr 72:
De voorgevel staat op een trasraam van paarse baksteen, afgedekt door drie lagen groen verglaasde baksteen. Onder de raamkozijnen zijn dubbele rijen groen verglaasde raamdorpelstenen aangebracht. In de segmentbogen boven de raam- en deurkozijnen bevindt zich eveneens een rol van groen verglaasde baksteen. De raamkozijnen bevatten een schuifbaar onderraam en een vast bovenraam, van elkaar gescheiden door een kalf. De bovenramen met een rechte bovendorpel zijn door verticale roeden in drie of vier ruiten verdeeld en bevatten groen gekleurd glas. Langs de gevel lopen vierkante zinken hemelwaterafvoeren, bevestigd aan de gevel door zinken beugels met in model geknipte oren. De voorgevel is gesierd met fraai gevormde gevelankers. In het midden bevindt zich de ingangsportiek, waarin een voordeurkozijn met boven- en zijlichten. De boven- en zijramen hebben een roedenverdeling. De voordeur bevat twee verticale onderpanelen waarboven een venster door roeden in negen ruiten verdeeld. De vloer van het portiek is belegd met hardsteenplaten. Het portiek is afgesloten door een tongewelf. Op de eerste verdieping bevindt zich boven de ingang een raamkozijn met een zesruitsbovenraam in een halve steen terug­lig­gende nis. Vanuit deze nis is ter weerszijden van het raamkozijn een uitkraging gemetseld die het daarboven lig­gende balkon draagt. Boven het raamkozijn (over deze uitkraging) een hardstenen latei. Op de hoek van het bal­kon een hardstenen spuwer. Op de tweede verdieping wordt het balkonmuurtje afgedekt door hardstenen pla­ten. Het balkon ligt grotendeels achter de gevel en is dus in wezen een loggia, afgedekt door een tongewelfje. Het te­rug­liggende kozijn bevat stolpdeuren en een bovenraam met glasroeden. Ter ene zijde van de ingang bevindt zich een samenstel van drie raamkozijnen: een breed raamkozijn in het mid­den, geflankeerd door twee smalle raamkozijnen. Boven deze kozijnen een hardstenen latei. Op de eerste verdieping zijn twee raamkozijnen met drieruitsboven­ramen. Boven deze vensters boogvullingen met siermetselwerk in rode en groen verglaasde baksteen. Op de tweede verdieping twee smallere raamkozijnen met drieruitsbovenramen. Ook hier boven de vensters boogvul­lingen met siermetselwerk in rode en groen verglaasde baksteen. Dit gevelgedeelte wordt beëindigd door een puntgevel met overstekende geprofileerde daklijst op geprofileerde consoles. In de topgevel een raamkozijn met drieruitsbovenraam. Ter andere zijde van de ingang bevindt zich een drietal smalle raamkozijnen met rondgaande bovendorpel. In de bovenramen is nog de oorspronkelijke glas-in-loodvuuling met Jugendstil motieven aanwezig. Op de eerste ver­dieping zijn twee raamkozijnen met tweeruitsbovenramen. Boven de vensters boogvullingen met sier­metselwerk van rode en groen verglaasde baksteen. Op de tweede verdieping twee raamkozijnen van dezelfde breedte echter met drieruitsbovenramen. Boven deze vensters hardstenen lateien. Dit gevelgedeelte heeft een ge­bogen opper­vlak, welke boven ter hoogte van de bovenramen op de tweede verdieping in stompe hoeken is over­gemetseld, zodat de geprofileerde gootlijst (op geprofileerde gootklossen) uit rechte stukken bestaat. Boven de goot een dakkapel met hellend pannendak en geprofileerde goot en daklijsten. Op het dak staan op en in de richting van de scheidingsmuren van de woningen brede schoorstenen, afgedekt door ezelsruggen. De nok van het dak volgt het beloop van de voor- en achtergevel onder rechte lijnen, zodat aan de voorzijde hoekkepers en aan de achterzijde kilkepers ontstaan. Aan de achtergevel bevindt zich op de begane grond een aangebouwde serre met openslaande deuren en zij­ra­men (oorspronkelijk met roedenverdeling), waarnaast vòòr de keuken een overdekte spoelplaats. Op de eerste ver­dieping een balkon over de volle breedte van het huis, waar twee kamers op uitkomen met openslaande deu­ren, bij de grootste slaapkamer met zijlichten. Op de tweede verdieping raamkozijnen met schuifbare onderramen en drieruitsbovenramen, waartussen een kalf. Over de kozijnen van de verdiepingen gemetselde segmentbogen en onder- de raamkozijnen gemetselde water­dorpels van dezelfde gevelbaksteen. In de bovenlichten groen glas. De achtergevel wordt beëindigd door een vlak­­ke gootlijst. In het dak zijn latere dakkapellen aangebracht. Het complex waartoe het pand behoort valt op door de fraaie geleding van de gevelwanden, wel­ke symmetrisch zijn opgezet met topgevels op de hoeken en een risalerende middenpartij met topgevel. De architect heeft de bij­zondere omstandigheden, voortvloeiend uit de kavelvorm en stedebouwkundige ligging, optimaal weten uit te buiten. Zeer fraai is daarnaast de harmonische plaatsing van de diverse typen vensters en muuropeningen.

 

Waardering

Bouwwerk van belang vanwege architectonische en situatieve aspecten.

Bijzonderheden

Bouwjaar

1903

Opdrachtgever

onbekend

Bouwtekeningen

t30.4

Bestek

Foto's

f29-33

Overige links